zondag 8 december 2013

Voorwoord van de Duitse uitgever Götz Rehn


De door de eeuwen heen ontwikkelde economische, juridische en maatschappelijke structuren zijn in de laatste jaren fundamenteel veranderd en zullen ook in toekomst verder omgevormd worden. De wereldomvattende nieuwe “randvoorwaarden” zijn voor de meeste mensen in hun complexiteit noch te overzien noch in hun werkzaamheid direct te begrijpen. Voor velen zijn de veranderde omstandigheden de gevolgen van noodzakelijk en dwangmatige processen die aflopen zonder dat de enkeling daar enige invloed op kan uitoefenen.  Heel weinig  mensen zijn zich ervan bewust dat de met steeds grotere vaart doorgevoerde “reorganisaties” op onze planeet door mensen zelf worden voorgenomen. Bij dit veranderingsproces is iedereen betrokken, zij het als lid van een ondernemen, als consument of als kapitaalverstrekker. Maar ook elke koper bepaalt met de keuze van het gekochte product en de gekozen winkel of een prestatie in de toekomst wel of niet opnieuw kan worden afgeleverd. Als kapitaalverstrekker maakt de enkeling direct of indirect via het bankensysteem de financiering van ondernemingsinitiatieven mogelijk.

Vooral de wereldwijd sterk toegenomen aantal mensen zonder “betaalde” arbeidsplaatsen, heeft de vraag naar de toekomst van de arbeid en daarmee ook naar de rol van de mens in het economische proces in het middelpunt van de algemene belangstelling geplaatst. Terwijl in de jaren zeventig de zorgeloze omgang van de ondernemingen met de niet-regenereerbare grondstoffen en de natuur in het centrum van de economiekritiek stond, wordt vandaag de dominantie van de kapitaalprocessen en de gevolgen daarvan voor het economische leven en de samenleving bediscussieerd.

Steeds meer ondernemingen richten hun activiteiten op de gevolgen van de globalisering en de daarmee opgetreden verscherping van de concurrentie bij de verhoging van de waarde van de onderneming. Alle ondernemingsprocessen worden erop georiënteerd om de waardecreatie te verhogen en het rendement van het geïnvesteerde kapitaal te vermeerderen. De medewerkers worden tot kostenfactor, de “wegrationalisatie” waarvan de gewenste productiviteitsvooruitgang mogelijk maakt. Op de plaats van mensen treden machines. In 1994 veroorloofde zich de globale samenleving volgens een bericht van de Internationale Arbeidsorganisatie al circa 800 miljoen gehele en gedeeltelijke werklozen.[1]

De wereldwijde beschikbaarheid van kennis en het internationaal vrij beschikbare kapitaal maken het voor de ondernemingen mogelijk om de productie steeds op die plaatsen op de aarde uit te voeren of uit te laten voeren waar de laagste “loonkosten” bestaan. In de laatste jaren hebben vele internationale en nationale ondernemingen hun productie uit de industrielanden naar de zogenoemde “lage loon landen”  verplaatst. Achtergebleven zijn de mensen in de traditionele industrielanden die van de ene dag op de andere hun arbeidsplaats kwijt raakten, omdat ze niet met het kapitaal mee rond de wereld kunnen trekken.

Deze ontwikkelingen tonen aan dat de economie vandaag de dag niet primair erop gericht is om de mensen met producten te verszorgen, maar bovenal op de groei van het kapitaal. Daarbij bepaalt de economie in toenemende mate de juridische, politieke en maatschappelijke verhoudingen. Men krijgt de indruk dat de economie niet langer de mensen dient, maar de mensen en de samenleving de economie en haar monetaire inrichting dienen.

Vanuit deze achtergrond zijn de in dit boek gepubliceerde teksten van Herbert Witzenmann juist nu van een bijzondere actualiteit. Ze stellen de “menselijke factor” als wezenlijke bron van economische efficiëntie centraal. Daar de sociale en economische maatregelen voor zichzelf geen betekenis hebben en vanuit zichzelf de zingevingvraag niet beantwoorden, behoeven ze een zingeving die uit een holistisch mensbeeld ontwikkeld wordt. Herbert Witzenmann laat zien dat “het hoogste productiemiddel, het voortbrengen van de vrije mens” door de enkeling onderkend en tot de grondslag van een zinvolle vormgeving van het economische leven kan worden. Deze consequent op de mens gerichte kwalificering van het economische proces is de uitdrukking van een dienovereenkomstige universele opvatting van mens en aarde. Herbert Witzenmann maakt duidelijk dat de huidige doelstellingen die het economische leven najaagt daar niet uit laten afleiden, maar veeleer een spiegel van de huidige wereldbeschouwing zijn.

De mensen kunnen zich uit het net van zelfgemaakte dwingelandijen en beperkingen alleen bevrijden, indien ze de vragen naar de zin van het bestaan, hun arbeid en het wereldgebeuren voor zichzelf kunnen beantwoorden. De kennis van de missie van de mens en aarde (natuur) kan niet in de beschrijving van de al geworden werkelijkheid eindigen. Veeleer gaat het om het bewust onderkennen van de achter deze materiële verschijningswereld werkzame geestes- en ideeënwereld. Wie het bepalende onderkent, kan het bepaalde begrijpen en dienovereenkomstig zinvol door zijn daden naar de toekomst toe werken. De aanvulling van de materiële door een geestelijke bewustzijnstoestand vormt de voorwaarde voor de schepping van levens- en arbeidswerelden die voor de mens een grootsmogelijke ontplooiing van zijn individuele productiviteit mogelijk maakt en de economie haar zinbepaling teruggeeft.

De gekarakteriseerde omdraaiing is de verandering van een “indrukmaatschappij”, die geheel op de passieve consumptie van belevenissen is gericht naar een “uitdrukkingsmaatschappij”[2], die door de creatieve bijdragen van haar leden vormgegeven wordt. Deze radicale koers- en gedragwijziging geldt in gelijke mate voor de economie en samenleving.

Ook een onderneming kan zich haar “diensten”voor de klanten in toekomst alleen door het samenwerken van de productieve eigen prestaties van haar leden verwerven. Het succes van een werkgemeenschap stoelt zich op de ideeën, de creativiteit en initiatiefkracht van haar leden. In zoverre stelt de zelfstandige bewustzijnswording van de mens ook hier de wezenlijke opgave voor de toekomst. Een dergelijke ontwikkeling kan men de enkeling niet per recept voorschrijven; deze moet de kennisarbeid zelf willen verrichten.



[1] Dit aantal is in de tussentijd wereldwijd alleen maar sterk gestegen.
[2] Je zou  hier van een bepaalde vorm van “participatiemaatschappij” kunnen spreken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten